Universeel atheïst Herman Philipse wil religie ontmantelen


Impressie debat – Hoogleraar Wijsbegeerte Philipse vreest dat geseculariseerde culturen worden gemarginaliseerd door gelovigen. Alle claims van gelovigen dat God bestaat, dienen daarom door de ‘universele atheïst’ ontmanteld te worden. In zijn nieuwe boek ‘God in the Age of Science? A Critique of religious Reasons’ vindt hij dat de taak van de atheïst. In het debat in de Lutherse kerk in Utrecht legde de hoogleraar dat gisterenmiddag uit en ging in debat met geleerde gelovigen en de zaal.

Als een gelovige beweert dat ‘God bestaat’ en dit bedoelt als een waarheidsaanspraak, of vindt dat dit geloof ook redelijkerwijze aanvaard kan worden zonder enig beroep op argumenten of bewijsmateriaal, dienen die beweringen ontmanteld te worden door de universele atheïst. Deze en nog andere dilemma’s van gelovigen poneert hij in zijn nieuwe boek, althans, zoals hij zelf zegt: dit meent hij te doen. Voor universiteitshoogleraar Wijsbegeerte is het in ieder geval evident dat alle mogelijke opties van gelovigen van hun Godsgeloof de mist in gaan.


Gentleman Philipse
Zijn opponenten, dr. James MacAllister, prof. Dr. Marcel Sarot, prof. Dr. Gijsbert van den Brink en prof. dr. Luco van den Brom haalden van alles uit de kast om Philipse op foutieve denkwijzen of misvattingen te betrappen, maar bleken niet echt opgewassen tegen het verbale steekspel, of beter gezegd het consequent logische denken van Philipse. Gentleman Philipse verweerde zich uiterst correct, vriendelijk glimlachend en herhaaldelijk uitleggend hoe hij een en ander bedoelde en hoe zijn geleerde toehoorders het vooral moesten begrijpen. Dr. Boudewijn de Bruin (links) hield een wat neutraler betoog over de epistemische deugden van de (a)theïst.

Openbaring of dictaat
Zijn tegenstrevers probeerde onder meer gaten te slaan in zijn opvattingen over ‘openbaringen’, door Philipse ‘dictaten’ genoemd. Ook vielen zij Philipses aanklacht aan dat de Bijbel tegenstrijdigheden zou bevatten: ‘Natuurlijk staan er tegenstrijdigheden in, het is immers niet één boek,’ was het verweer. Philipse zou contradicties zoeken, en natuurlijk, dan vindt hij ze ook. Hij zou geen feeling met de onderwerpen uit de Bijbel hebben en zo legde hij teksten van Paulus en Mattheus verkeerd uit. Philipse werd een ‘semantisch atheïst’ genoemd.

Bijbel of Koran
Maar Philipse ging onverstoord verder en noemde het christendom incoherent. En zo voelde een andere opponent zich onaangenaam getroffen, verweet Philipse in zijn boek een gebrek aan religieus engagement en zelfs gebrek aan respect te tonen. Op een ander moment stelde Philipse dat gelovigen een argumentatie moeten hebben om bijvoorbeeld in de Bijbel te geloven in plaats van in de Koran. Op dat ogenblik begonnen in de nabije Domtoren de klokken (instemmend?) te luiden.

‘Hoe weet ik wat waar is?’ vroeg Philipse. Is de Bijbel waar of de Koran? Gelovigen moeten vooral zelf nadenken, vond hij. Kritisch nadenken waarom de ene openbaring waar zou zijn en de andere niet. En hoe moet je religieuze ervaringen / openbaringen opvatten als je ze zelf nooit hebt gehad? Er is geen religieuze verklaringsmethode. Hoe kan je zo’n ervaring dan valideren? Niet, dus: schrappen.

Temporaalkwabepilepsie
Het ging ook nog even over Paulus op weg naar Damascus. Hij zou van zijn paard geslagen zijn en gevallen op de grond, er kwam een lichtstraal en een woord uit de hemel en hij hoorde Jezus’ stem. Nu zouden we zeggen dat Paulus leed aan temporaalkwabepilepsie, vond Hermans. Het verweer was dat op basis van informatie uit het verhaal uit de Bijbel die diagnose niet gesteld kon worden. Philipse vond gewoon dat Paulus zijn ervaring te religieus uitgelegd had. Hij vond trouwens de historische bron helemaal ongeloofwaardig.

Verlichting
Wat is de agenda van Philipse, vroeg iemand in de zaal – die overigens voor 50% uit gelovigen en voor 50% uit niet-gelovigen bestond, zo bleek na een vraag van Philipse. Is Philipse soms bang voor een golf van gelovigen die hem overspoelt? Philipse zei geen ideologische agenda te hebben, of hooguit gaat hij voor de Verlichting en is hij voorstander van de waarheidsvinding. De wetenschap moet de waarheid vinden en niet religieuze scholen. Betrouwbare methoden dienen gebruikt te worden en geen indoctrinatie. De vraag is hoe wij het beste waarheidsvinding kunnen organiseren. ‘Religies doen uiteenlopende uitspraken. Welke religie heeft gelijk?’ vroeg Philipse zich af. Dat is het probleem van de veelheid van religies. Ze spreken elkaar tegen.

Swinbures AFRE
Het was een enerverende middag, waarin het ook nog uitgebreid ging over iets dat Swinbures AFRE (Credulity) werd genoemd. Het ging over ‘of-God experiences’, Godservaringen. Het betoog van dr. Boudewijn de Bruin was moeilijk te volgen. Ik begreep wel dat God ‘bodyless’ werd genoemd: hij kan niet zintuiglijk worden waargenomen. En dat vond ik nu juist de bottleneck van de hele middag: niemand weet of God bestaat, niemand heeft Hem ooit gezien.

God
Philipse bleef die middag naar objecties (tegenwerpingen) vragen, die kwamen er dus niet echt. Hij leek teleurgesteld. Zo’n fanatieke universele atheïst… Je zou bijna denken dat Philipse met smart wacht op een antwoord dat hem voor eens en voor altijd het onweerlegbare bewijs van het bestaan van God zal leveren. Dan zou hij eindelijk rust hebben.

Zie vooral ook: Wij zijn allen een in de Lutherse kerk: boekpresentatie Philipse door Jan Riemersma, De Lachende Theoloog

Foto 1: Herman Philipse in debat in de Lutherse kerk, 27 april 2012 (foto: pd)

Foto 2: Alle geleerden op een rijtje. (foto: pd)

Godsgeloof in het tijdperk van wetenschap


Herman Philipse vraagt zich af hoe de gelovige zijn geloof met een goed intellectueel geweten kan behouden in ons tijdperk van wetenschap. Philipse vindt dat iedereen die goed nadenkt universeel atheïst moet worden. Zoals hij ooit schreef: ‘De atheïst is niet arrogant, hij denkt gewoon beter na.’ Vrijdag is er een symposium naar aanleiding van zijn nieuwe boek God in the Age of Science? A Critique of Religious Reason.

In de goede oude tijd, toen er profeten waren en de Here ondubbelzinnig van zich horen liet, kon men nog met een goed intellectueel geweten geloven in een god. Maar in ons tijdperk van wetenschap is dit voor de intelligentere gelovige lastig geworden. Hij of zij staat voor een epistemologisch probleem van dramatische omvang. Niet alleen zijn talrijke teksten  die ooit geacht werden deel uit te maken van een onfeilbare goddelijke openbaring door wetenschappelijk onderzoek weerlegd, zodat ‘openbaringen-ontvangen’ als betrouwbare kenbron heeft afgedaan.

Kunnen goed opgeleide burgers in de 21e eeuw redelijkerwijze een religieus geloof aanvaarden? Dit is de kernvraag van het boek God in the Age of Science? A Critique of Religious Reason door de Utrechtse filosoof Herman Philipse, dat eind februari 2012 werd gepubliceerd door Oxford University Press.

Iedereen die een uitspraak zoals ‘God bestaat’ opvat als een waarheidsaanspraak over iets dat los van de taal bestaat, zou zich schuldig maken aan een verkeerde interpretatie van de logische dieptegrammatica van religieus taalgebruik. Deze visie heeft het voordeel dat alle atheïstische kritiek op godsdienstige geloofsartikelen met één veeg naar de prullenmand wordt verwezen. Dergelijke kritiek zou uitgaan van een onjuiste interpretatie van het religieuze taalspel.

Herman Philipse: God in the Age of Science? A Critique of Religious ReasonOxford University Press, 2012 | ISBN13: 9780199697533 | ISBN10: 0199697531 | Hardback, 360 pages 

Een geloofsuitspraak zoals ‘God bestaat’ is alleen gerechtvaardigd indien er overtuigende redenen zijn om te denken dat de uitspraak waar is.

Symposium: Vrijdag 27 april 2012, 13.30-17.15, Lutherse Kerk, Hamburgerstraat Utrecht, vrij toegankelijk. Organisatie: Descartes Centre for the History and Philosophy of the Sciences and the Humanities, Universiteit Utrecht. Meer informatie op website van het Descartes Centre.

Citaten uit: Godsgeloof in het tijdperk van wetenschap: Een epistemologisch drama, door Herman Philipse.

Bekijk hier de lezing ‘God in het tijdperk van wetenschap’ met Herman Philipse. (3 februari 2012, Lecture Net.)

Beluister hier een gesprek met Herman Philipse over religiositeit en wetenschap. Presentator: Harm Oving. (30 maart 2012)

De zetel van de vrije wil staat in onze hersenen


De hersenwetenschap verandert onze kijk op de rol van bewustzijn, maar zegt zo goed als niets over de vrije wil, aldus hoogleraar cognitiefilosofie Marc Slors. Volgens hoogleraar neuropsychologie Herman Kolk zetelt de wil zelfs in de hersenen. Het hersenproces dat te maken heeft met de vrije wil speelt zich af op een bepaalde plaats in de hersenen, in de gyrus cingularis, een structuur aan de binnenzijde van het brein, de mediale zijde.

De gyrus cingularis blijkt direct bij de ’aandachtsversterking’ betrokken: ‘hij wordt actief in nieuwe situaties, als je niet moet doen wat je altijd doet’. Deze structuur reageert op wat belangrijk is, schreef Kolk al in 2009 in zijn afscheidscollege ‘Vrije wil, bewustzijn en het brein’. Kolk schreef het vorige maand verschenen boek: ‘Vrije wil is geen illusie. Hoe de hersenen ons vrijheid verschaffen.’

Bij dieren reageert hij op verschillen in beloning in de vorm van een voedselbrokje of een beetje vruchtensap, bij mensen op variatie in de hoeveelheid geld die mensen in een bepaalde taak kunnen verdienen. De gyrus cingularis beschikt dus over informatie die te maken heeft met hoe belangrijk een idee is en kan daar haar versterking op afstemmen. Zij doet dat vermoedelijk in samenwerking met een dichtbij gelegen stukje schors, dat nog fijner kan discrimineren tussen verschillende waarden van een idee: de orbitofrontale schors. Samen kunnen ze beschouwd worden als de ‘zetel’ van de wil.

Volgens Slors geven onderzoeksresultaten uit de neurowetenschap en de psychologie een nieuwe kijk op de rol van bewustzijn, waarvan we veel over onszelf kunnen leren. Hij schreef het net verschenen boek: Dat had je gedacht! Brein, bewustzijn en vrije wil in filosofisch perspectief.   

Er zijn neurowetenschappers die stellen dat vrije wil niet bestaat omdat niet wíj kiezen maar onze onbewuste hersenprocessen. ‘Die claim klopt alleen als je ervan uitgaat dat wij ons bewustzijn zijn. Maar als ik bijvoorbeeld met iemand praat, ben ik niet voortdurend bewust aan het formuleren. Toch zeg ik wat wíl zeggen en ben ik daarin “mijzelf”. Wie wij zijn, wordt niet alleen bepaald door onze bewuste handelingen maar door alle handelingen die passen bij de eigenschappen, overtuigingen, plannen en ervaringen die ons vormen. Daar zit veel onbewusts in.

Prof. dr. Marc Slors is hoogleraar cognitiefilosofie aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Hij publiceerde internationaal artikelen en boeken op het gebied van persoonlijke identiteit, sociale cognitie, mentale veroorzaking en vrije wil. Slors doceert aan studenten in de opleidingen filosofie, psychologie en cognitieve neurowetenschap.


Herman Kolk (1944) promoveerde aan de Radboud Universiteit Nijmegen, waar hij later hoogleraar neuropsychologie werd. Een groot deel van zijn professionele leven heeft hij zich gewijd aan het bestuderen van taalstoornissen en het geven van colleges over neuropsychologie en de geschiedenis van de psychologie. Van zijn hand verschenen eerder de boeken Actief en passief bewustzijn. Korte voorgeschiedenis van de cognitieve psychologie en Bewustzijn. Van filosofie naar hersenwetenschap.

Zie: De gyrus cingularis of: de vrije wil gered

En: Bewustzijn en vrije wil zijn niet meer wat ze waren

Illustr:
Boomerang-kaart n.a.v. Victor Lamme’s boek ‘De Vrije Wil

Door de filosofie twijfelt God nu zelf aan Zijn bestaan


Filosoof en wiskundige Emanuel Rutten antwoordt op zijn blog alle tegenwerpingen op zijn vermeende godsbewijs. De discussie daar wordt steeds complexer. Daarom God zelf maar eens gevraagd naar Zijn bestaan. ‘God, bent U op de hoogte van de filosofische disputen over Uw bestaan?’

‘Natuurlijk, ik ben God. Het is de dicto duidelijk waar dat ik besta. Vraag maar aan Rutten. Ik moet wel bestaan, want volgens hem is het niet mogelijk om te weten dat God niet bestaat. Het is dus mogelijk te weten dat ik besta. En ik weet het. En bovendien, de Schepper, zoals jullie me ook wel noemen, kan weten wat wel en wat niet bestaat. Nou, ik besta, al vinden sommigen dat onbestaanbaar.’

‘Bent U inderdaad een persoonlijke eerste oorzaak?’

‘Nee, want dan zouden er meer Goden kunnen zijn, ik ben de persoonlijke eerste oorzaak, per definitie onveroorzaakt.’

‘U wordt wel eens vergeleken met het vliegende Sphagettimonster. Wat vindt U daarvan?’

‘Onzin, ik ben God en hij is het monster. En hij bestaat, ik heb hem zelf geschapen, in een dolle bui.’

‘Kunnen we dat monster zien?’

‘Nee, die bevindt zich in andere werelden die ik geschapen heb.’

‘Kunnen wij die andere werelden betreden?’

‘Ooit, als de kwantummechanica zover is, maar dat kan nog wel even duren.’

‘Maar nu even terug naar Uw bestaan. Rutten definieert U als persoonlijke eerste oorzaak. Dit mag hij doen, vindt hij zelf. Hij mag een definitie van U geven. Hiermee heeft hij nog niet gezegd dat U zou bestaan.’

‘Ik begin zo langzamerhand aan mijn eigen bestaan te twijfelen. Hij zegt zelfs dat zijn bewijs niet waterdicht is. Als reden noemt hij dat we met een argument te maken hebben en niet met een bewijs. Bewijzen doen we in de wiskunde, niet in de filosofie, vindt hij. De premissen van Ruttens argument zijn voldoende plausibel, en daarom is de conclusie van zijn argument (dat immers logisch uit deze premissen volgt) dat ook. Het argument maakt het bestaan van mij waarschijnlijker. Zekerheid wordt echter uiteraard op deze manier niet geboden.’

1. Voor alle p geldt dat als p noodzakelijk onkenbaar is, dan is p noodzakelijk onwaar. 2. De propositie ‘God bestaat niet’ is noodzakelijk onkenbaar. 3. Ergo: ‘God bestaat niet’ is noodzakelijk onwaar. 4. Ergo: het is noodzakelijk waar dat God bestaat.

‘Dus Uw bestaan is hiermee nog altijd niet werkelijk bewezen. U bestaat waarschijnlijk. En volgens Richard Dawkins zelfs waarschijnlijk niet.’

‘Ik, God, ben transcendent, ik denk dat daar het probleem ligt. Daarom ben ik voor filosofen en vooral voor wiskundigen onbewijsbaar.’

‘Maar U bestaat, want ik spreek met U.’

‘Het niet bestaan van mij is niet waarneembaar, zoals Rutten al zegt. Het bestaan van mij is dus waarneembaar, daardoor kunt u me waarnemen.’

‘Zijn conclusie uit zijn argument is dan ook dat U wel degelijk ook in de actuele wereld bestaat.’

‘Tja, ik ben blijkbaar niet bewezen, maar besta daarin wel beargumenteerd.’

‘Eigenlijk komt het erop neer dat we a priori in U moeten geloven.’

‘Ja, nee, het moet natuurlijk niet. Maar ik ben niet zintuiglijk aanwezig.’

‘Dank in ieder geval voor Uw tijdelijke zintuiglijke aanwezigheid, en voor dit gesprek.’

‘U hoort nog van mij, als ik definitief van mijn bestaan laat horen.’

‘Ik hoop het, want de wereld raakt meer en meer in verwarring.’

‘Ach, je moet die filosofen met een korreltje zout nemen, het kan veel eenvoudiger: geloof gewoon in mij, dat is minder moeilijk dan mij filosofisch te bepalen.’

Wie graag een rechtstreekse reactie van Emanuel Rutten wil ontvangen op een specifiek bezwaar tegen zijn argument, wordt door hem aangeraden zijn of haar bezwaar te posten onder op zijn blog: ‘Openingstoespraak VU debat.’

Foto beeld: Gevonden op de site van kuleuven.be. Update 18 april: Annelies Wintermans schreef: Big smile! Het prachtige beeld (foto) is trouwens niet van de KUL maar van de Belgische kunstenaar Jean-Michel Folon (ik ben een fan)! – Met dank aan Annelies dus.

Cartoon: balloocartoons.com

Vier tegenwerpingen godsbewijs Emanuel Rutten


Inmiddels hebben de lezers wel recht op tegenargumenten op het vermeende godsbewijs
 van filosoof Emanuel Rutten. Zelf noemt hij het een argument, geen bewijs. Tegenwerpingen, met Ruttens antwoord erop. Een afdoende tegenwerping lijkt nog niet gevonden, ook al klinken de vele reacties op mijn blogs plausibel. Het wachten is op een objectie die wel hout snijdt. Het schijnt dat je dan de premisses van Rutten zelf moet weerleggen.

Eerste tegenwerping
Objecties tegen het argument. Men zou allereerst kunnen tegenwerpen dat het ook onmogelijk is te weten dat God bestaat. Maar dan volgt uit de eerste premisse van het argument dat het noodzakelijk onwaar is dat God bestaat, zodat het argument faalt. Het is echter niet onmogelijk te weten dat God bestaat. Beschouw immers een mogelijke wereld waarin God bestaat. In deze wereld bestaat er wel degelijk een subject dat weet dat God bestaat, namelijk God zelf. Het is dus niet onmogelijk te weten dat God bestaat.

Tweede tegenwerping
Volgens een tweede objectie faalt het argument omdat, indien het argument correct zou zijn, eveneens zou volgen dat bijvoorbeeld eenhoorns, superman, het vliegende spaghetti monster of vliegende theepotten noodzakelijk bestaan, hetgeen absurd is. Neem het vliegende spaghetti monster. Uitgaande van een Cartesiaanse notie van kennis is het, aldus de objectie, onmogelijk te weten dat het vliegende spaghetti monster niet bestaat. Geen enkel subject kan namelijk uitsluiten dat er zich niet toch ergens een vliegend spaghetti monster bevindt. Maar dan volgt uit de eerste premisse van het argument dat het vliegende spaghetti monster noodzakelijk bestaat, hetgeen zoals gezegd absurd is. Echter, het is helemaal niet onmogelijk te weten dat het vliegende spaghetti monster niet bestaat.

Beschouw namelijk een mogelijke wereld waarin God bestaat en waarin God besluit niets te scheppen, of waarin God besluit exact één causaal inert object te scheppen ongelijk aan een vliegend spaghetti monster. In deze mogelijke wereld is er wel degelijk een subject dat weet dat het vliegende spaghetti monster niet bestaat, namelijk God zelf. Het is dus inderdaad helemaal niet onmogelijk om te weten dat het vliegende spaghetti monster niet bestaat. En daarom is ook deze tweede objectie niet adequaat. Hetzelfde geldt natuurlijk voor gelijksoortige objecties gebaseerd op de vermeende onkenbaarheid van het niet bestaan van eenhoorns, superman, vliegende theepotten, enzovoort.

Derde tegenwerping
Een derde objectie vangt aan met de vraag waarom wij de Cartesiaanse notie van kennis, waarop het argument betrekking heeft, eigenlijk zouden accepteren. Er zijn toch ook vele andere noties van kennis? Bovendien kunnen wij, uitgaande van een Cartesiaanse kennis-notie, nooit weten dat de eerste premisse waar is. Het punt is echter dat wij zelf helemaal geen Cartesianen hoeven te zijn om uitspraken over instanties van Cartesiaanse kennis te accepteren. Vergelijk dit met het klassieke schoonheidsideaal. Wij hoeven zelf het klassieke schoonheidsideaal niet te omarmen om uitspraken over dit ideaal te accepteren. En inderdaad, ik beweer helemaal niet dat wij Cartesiaans weten dat de eerste premisse waar is. Ik beweer slechts dat de eerste premisse plausibel is. In elk geval plausibeler dan de conclusie dat God metafysisch noodzakelijk bestaat, en dat is voldoende voor het argument.

Vierde tegenwerping
Als vierde objectie kan men trachten onkenbare proposities te formuleren die mogelijk waar zijn, zoals “p en niemand weet dat p” of “Er zijn geen kenbare proposities”. Zulke tegenvoorbeelden kunnen echter vermeden worden door uit te gaan van een iets zwakkere formulering van de eerste premisse van het argument. Laat een K-wereld een mogelijke wereld zijn waarin ten minste één propositie gekend wordt. Laat verder een c-propositie een propositie zijn die een bepaalde concrete stand van zaken affirmeert dan wel ontkent. De zwakkere formulering van de eerste premisse, waarmee zoals gezegd de hierboven genoemde en andere soortgelijke tegenvoorbeelden vermeden worden, luidt dan als volgt: “Indien p een c-propositie is die waar is in tenminste één K-wereld, dan is p kenbaar”.

Klik hier voor de volledige openingstoespraak van Emanuel Rutten. (Onder aan het artikel ‘Emanuel Rutten verdedigt zijn godsbewijs’.) (Geloof en wetenschap)

Foto: Hubble photographed the oldest galaxy.

Gerelateerd:

VU-debat: Het is noodzakelijk waar dat God bestaat

‘Je kunt logisch sluitend afleiden dat God bestaat’

VU-debat: Het is noodzakelijk waar dat God bestaat

Emanuel Rutten tijdens het debat in de VU Amsterdam - foto: pd
Het vliegende Spaghettimonster legt het af tegen de God van filosoof en wiskundige Emanuel Rutten. Niemand van de studenten of andere geleerde toehoorders kregen er een speld tussen. De premisses van Rutten stonden en staan als een huis. Voor hem hebben we het hier wel over ‘the personal first cause’, de zijnsgrond van de wereld, dus niet zomaar iets of iemand, je kunt er, wetenschappelijk gezien, geen monster of vliegende theepot tegenover zetten. 

‘Als de wereld inderdaad ten diepste kenbaar is, dan kunnen wij op grond daarvan beargumenteren dat God bestaat.’ Of, in de taal van de logica:

1. Voor alle p geldt dat als p noodzakelijk onkenbaar is, dan is p noodzakelijk onwaar. 2. De propositie ‘God bestaat niet’ is noodzakelijk onkenbaar. 3. Ergo: ‘God bestaat niet’ is noodzakelijk onwaar. 4. Ergo: het is noodzakelijk waar dat God bestaat.

De Belgische filosoof Lieven Decock kreeg geen voet tussen de deur. Een van zijn stellingen om Ruttens argument proberen te weerleggen luidde: ‘Veronderstel een nabije mogelijke wereld waarin Dante Vergilius en vervolgens Beatrice tot in de Hemel volgt, maar waar het in tegenstelling tot de huidige wereld donker is, en waar de cherubijnen en serafijnen aan Dante getuigen dat ze (op basis van het Angelische vermogen God te kennen en te weten waar Zijn plaats is in de kosmos) weten dat God afwezig is.’ Volgens Decock is op basis hiervan de tweede premisse van Rutten (‘God bestaat niet is noodzakelijk onkenbaar’) onwaar.

Dit werd door Rutten verworpen. Hij vroeg zich af hoe engelen kunnen bestaan zonder God, dus waar hebben we het over? Ruttens argument bleef in de discussie overeind. Ook theoloog Maarten Wisse kreeg geen voet tussen de deur, hij meende een rekenfout te zien. Hij probeerde vergeefs de premisses onderuit te halen, met behulp van noodzakelijke werelden, waarvan in een ervan God bestond, maar in de andere niet. Wisse vond de discussie op zich van belang omdat het over God ging en nog wel vanuit wetenschappelijke hoek. Ik kreeg de indruk dat je in de God van Wisse gewoon moet geloven, dat wetenschappelijk bewijs niet noodzakelijk is.

Ik sprak de geest-driftige filosoof Emanuel Rutten van het vermeende godsbewijs later bij een drankje in de sociale ruimte van de VU en vond het frappant te horen dat hij tijdens zijn wiskundestudie helemaal niets van God moest hebben. Die bestond echt niet. Hij noemde zichzelf toen niet eens atheïst omdat dat al blijk zou geven van het bestaan van een God. Waarom noem je je anders a-theïst? (De God van Rutten is trouwens niet per se christelijk, maar zoals gezegd wel de ‘personal first cause’.)

Voor Rutten bestaat God absoluut en dat is te merken aan zijn gedrevenheid als hij het over Hem heeft. Ik legde hem uit dat voor mij de discussie soms lastig te volgen was. Hij beloofde zijn verhaal van vanmiddag online te zetten, zodat iedereen het nog eens na kan lezen. Dat is wel nodig. De discussie is er boeiend genoeg voor, maar je moet van goeden huize komen om Rutten van repliek te dienen. Ik raad de lezer aan verder te googelen en op zoek te gaan naar meer blogs of journalistieke verslagen waarin wetenschappers verslag doen over dit argument van Rutten. Zelf studeer ik ook verder. Wordt zeker vervolgd! Ook in mijn latere blogs; dan hoop ik er van dieper in door te kunnen gaan. Ik ben benieuwd naar andere verslagen.

Gerelateerd: ‘Je kunt logisch sluitend afleiden dat God bestaat’ 

Foto: Emanuel Rutten in debat in de VU Amsterdam over zijn argument voor God. – Foto: pd.